zondag 6 mei 2012

Cliff Richard - The Only Way Out (1982, hoogste positie: 20)


De woensdag na het gesprek met de burgemeester, dat geen gesprek bleek, meldde ik me inderdaad ziek, zoals ik de vorige middag al vermoedde, en ook had uitgesproken tegen Jan van de Burelen en Dikke Joep. Uitgerekend die dag dat ik min of meer op bed bleef liggen had de burgemeester toch besloten om de pers te woord te staan over het incident waarbij wethouder Coen Jansen zich had misdragen. Dikke Joep interviewde de burgemeester. De volgende dag, de donderdag, meldde ik mij weer netjes bij de voormalige brandweerkazerne annex sociale werkplaats.

Het was een drukte van jewelste toen ik het pand binnenkwam, en iedereen keek verschrikt op toen ik binnenkwam. Sander Parkinson kon nog net een vragend klinkend "Hey hoi Bertje" uitbrengen, terwijl Dikke Joep niet veel verder kwam dan "Huh?". Hij vervolgde al snel met: "Jij was toch op staande voet ontslagen?", waar ik niet beter op wist te reageren dan met mijn welgemeende "Huh?"

Tinus Brandsma was er ook. Petra Smulders was er, al ging die snel weer op pad om advertentieruimte te verkopen. En er was een wat rossige jongeman in een elekrisch invalidenwagentje met een pookje. Hij luisterde naar de naam Fransje. Ook hij ging weg, waardoor we aan tafel plaats konden nemen, en ik de flauwekul van Tinus Brandsma en Dikke Joep aan kon horen.

"Roomse Robert heeft jou gisteren toch gebeld om jou om staande voet te ontslaan?", vroeg Dikke Joep. Ik herhaalde de vraag, waar mijn antwoord dan in werd opgesloten, dat wil zeggen, voor de goede verstaander: "Roomse Robert mij bellen om mij op staande voet te ontslaan? Nee, niemand heeft mij gebeld. Waarom zou hij ook?"

Tinus Brandsma nam het woord: "Nou, wij kregen het bericht van twee verschillende bronnen dat jij maandag al had aangekondigd dat jij je woensdag ziek zou melden, en daar zijn wij natuurlijk niet van gediend. Dus vandaar dat Roomse Robert gisteren contact met jou wilde zoeken, om je op staande voet te ontslaan."

"Wow", bracht ik uit. Daar was ik toch wel even stil van. Om na die stilte te antwoordden: "Ten eerste heb ik maandag helemaal niets aangekondigd, ik heb alleen dinsdagmiddag gezegd dat ik me niet lekker voelde, en dat ik het gevoel had dat het woensdag niet veel beter zou zijn, zodat men daar al rekening mee kon gaan houden. Ten tweede lag ik gisteren de halve dag in bed en was ik toch wel degelijk ziek, zwak en misselijk. Ten derde ben ik nog steeds niet officieel in dienst, en kan ik dus ook helemaal niet ontslagen worden. En ten vierde wil ik wel eens weten wie dan die twee bronnen zijn die gezegd zouden hebben dat ik het maandag al had aangekondigd."

"Ik kan mijn bronnen niet prijsgeven," zei Tinus Brandsma, en keek mij daarbij veelbetekenend aan. Ze kon niet anders zeggen, want een van de bronnen zat erbij aan tafel. Iemand die het ogenschijnlijk heel warm had, gezien de kleur van zijn gezicht. Dikke Joep heette hij. "Nou, je bent hier nu, je bent dus niet ontslagen."
"Nou, mooi is dat", zei ik. "Ik kan verdomme niet eens een dagje ziek zijn, of ik word meteen van alle kanten genaaid..." Ik wilde nog meer zeggen, maar er zat een enorme brok in mijn keel. En dat was goed te horen. Tinus Brandsma zei: "Nou, zoals ik al zei, je bent hier nu toch? Je bent toch niet ontslagen? Nou dan."

Ik stond op en ging een kopje koffie halen in de keuken, en ik draaide meteen maar een sjekkie. Dat stoppen met roken ging zo niet lukken. Ze hadden zelfs al een vervanger in huis gehaald, bleek later. Die rossige rolstoelgehandicapte, luisterend naar de naam Fransje, was woensdag al gebeld, om donderdag te komen werken in mijn plaats, had Gekke Henkie gemeld. Ik was immers op staande voet ontslagen. Alleen had Roomse Robert verzuimd om mij dat mede te delen. Achteraf bezien niet dom van 'm. Want ze hadden geen poot om op te staan. Bovendien kenden ze -Roomse Robert, Tinus Brandsma, en toch ook Gekke Henkie- beide bronnen wel een beetje.

Dat bleek even later eens te meer toen Dikke Joep zich bij mij in de keuken voegde, nog steeds rood aangelopen, en met zachte overslaande stem fluisterde: "Zie je wel dat je Jan van de Burelen niet kunt vertrouwen?" Ik keek 'm aan vanonder mijn wenkbrauwen. Dacht hij nu echt dat ik achterlijk was?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten