zondag 22 april 2012

No Doubt – Don’t Speak (1996, hoogste positie: 1)


Iedere week vond er in Vudel een zogeheten perspraatje plaats. Meestal was dat op dinsdag. Dat hield in dat de pers zich verzamelde in het Vudelse stadhuis, waarna het journaille werd bijgepraat over de beslissingen die Burgemeester en Wethouders de week voorafgaande hadden genomen. Vaak zat daar nauwelijks nieuws in. Een bewoner wilde bijvoorbeeld een schuurtje bouwen, en kreeg daar wel of geen toestemming voor. Zes boompjes werden langs de weg verwijderd en werden elders weer bijgeplant. Een wijk kreeg er een speeltoestelletje bij. Een bejaardenclub kon weer wat subsidie bijschrijven. Dat soort dingen. Meestal had Dikke Joep geen zin om daar naar toe te gaan. Gelijk had-ie. Vaak ging ik dan. Ik moest toch wat.

Deze keer, ergens in het begin van het jaar 2007, speelde er natuurlijk wel degelijk wat. Wethouder Coen Jansen had zich na afloop van de Kerstborrel misdragen, en was op non-actief gesteld. De burgemeester was toch maar speciaal daarvoor teruggekomen van vakantie, en dus wilde ik er naartoe, met cameraman, om daar eens even van de hoed en de rand te weten, en naar een aantal onbekende wegen te vragen. Jan van de Burelen was de cameraman van dienst.

Terwijl Jan van de Burelen zijn camera installeerde, keek de burgemeester al naar mij met een blik van: “Waar zijn we nou helemaal mee bezig?” Ik herkende de blik op dat moment niet. Toen de blik even later werd gevolgd door de opmerking: “Ik ga niets over het incident van wethouder Coen Jansen zeggen, en heb er op dit moment ook geen enkele behoefte aan om via de pers te reageren op het voortijdige verlof van de wethouder”, was het mijn beurt om een rare blik over de tafel te werpen.

Ik werd boos. Dit kon niet. Er was iets gebeurd. Daar moest een reactie van de burgemeester op komen. Dat hoorde zo. Daar had de burger recht op. Dit was raar. En laf. En dat zei ik ook: “Dit kan niet”, zei ik, om daar op te laten volgen: “Dit komt nogal raar over op de burger, die recht heeft op tekst en uitleg. Ik vind het nogal raar en laf als u er niets over zegt!”

-“Daar heb ik anders helemaal geen zin in”, sprak de burgemeester met zwaar geïrriteerde ondertoon, want zo was een burgemeester in dit  incestueuze deel van Noord-Brabant niet gewend om te worden toegesproken.
-“Zegt u dat dan op camera, dat u er geen zin in heeft”, antwoordde ik licht wanhopig, want ik zag een mooi tv-journaal door mijn neus geboord worden.
-“Ja, ik ben daar gek”, zei de burgemeester om vervolgens op te staan en weg te lopen, het verzamelde journaille in verbijstering achterlatend. Ik vloekte. Zachtjes. En keek naar Jan van de Burelen, die zijn camera al lang en breed weer aan het opbergen was.

“Als de burgemeester niet wil, dan wil de burgemeester niet”, zou Jan van de Burelen later zeggen, terwijl we in de redactieruimte met Dikke Joep aan het overleggen waren hoe we toch nog een redelijke invulling aan het tv-journaal konden geven. We zouden er helemaal geen aandacht aan besteden, was de uiteindelijke conclusie. “Misschien morgen?”, opperde Jan van de Burelen.

Ik voelde me ziek, zwak en misselijk. Al de hele dag. Strontverkouden en grieperig. En ik was nog wel speciaal uit bed gekomen vanochtend voor, wat ik dacht, een aantal mooie journalistiek verantwoorde vragen. “Ik weet niet of ik morgen kom”, zei ik. “Ik voel me beroerd”. En ik zuchtte.

Toen Jan van de Burelen even later vertrokken was naar E3 Audi Visio, om het tv-journaal daar definitief in elkaar te zetten, want daar was immers de montagestudio en daar stond de server, zei Dikke Joep: “Ik weet niet of dat wel verstandig is, om te zeggen dat je morgen misschien niet komt. Jan van de Burelen is niet te vertrouwen hoor, en je hebt grote kans dat hij het doorbrieft.”

Meer dan een vragende blik kreeg hij niet meer van me terug. Ik voelde me hondsberoerd. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten