De volgende dag, vrijdag dus, na die vermaledijde donderdag waarop ik op staande voet ontslagen bleek, ging ik op pad met Jan van de Burelen. Ik vroeg hem naar het bericht als ik zou ik maandag al gemeld hebben dat ik er woensdag niet zou zijn, vanwege mijn vermeende grieperige gevoel.
Hij wist van niks. Er was hem wat gevraagd, hij had gezegd dat ik dinsdags al had gezegd dat ik er de volgende dag waarschijnlijk niet zou zijn, en dat ik bovendien geen zieke indruk op 'm maakte en meer had hij niet verteld. Hoe kwamen ze dan aan die maandag, vroeg ik hem. Dat wist hij ook niet. Hij had immers op maandag niet gewerkt, dus hij kon nooit gezegd hebben dat ik maandag al iets gemeld zou hebben over een eventuele afwezigheid op woensdag.
Ik wist bijna genoeg maar het echte bewijs voor de vuile streken van Dikke Joep, daar zou ik ook nog wel achter komen. Aan de andere kant werd me ook duidelijk, dat ieder wissewasje dat zichzelf eventueel een akkefietje mocht noemen, door deze oude voormalige beroepsmilitair gewoon werd doorgebriefd. Wissewasje, akkefietje, mooie woorden. Net als warempel trouwens.
Terug in de kazerne, na een prachtig item te hebben gefilmd en verslagen op een of andere lagere school, was Gekke Henkie aanwezig. Dat wil zeggen: Hij kwam vrijwel tegelijk met mij binnen, nadat Jan van de Burelen was afgezet bij de televisiestudio's. Ik zou de bijbehorende tekst en mijn voice-over gewoon aan jan van de Burelen mailen, en dan zou hij het televisie-item verder in elkaar zetten.
Gekke Henkie liep rond in de sociale werkplaats annex radiostudio en hij had voor iedereen een contract, in tweevoud. Dikke Joep kreeg er een, Sander Parkinson, Petra Smulders, en Tinus Brandsma, die ook aanwezig was. Mij negeerde hij. Volslagen. Liep langs me heen. Zonder me aan te kijken. En meteen weer door naar buiten.
Ik liep achter 'm aan. Hij was nauwelijks buiten, toen ik hem achterhaalde en bij zijn arm pakte. Mijn hart bonkte in mijn keel. “Heb je voor mij niks?” vroeg ik.
-“Nee, jij was toch op staande voet ontslagen?”, zei de mafketel.
-“Nee, nee, ik was ziek woensdag, en het was een misverstand, en ik ben nu nog steeds verkouden, dus nee, nee, ik ben niet ontslagen”, stamelde ik.
-”Ik ben hier niet blij mee”, zei de oude sufkop, “ik ga hier over nadenken en kom er dan volgende week op terug”. En Gekke Henkie liep door.
-“Nee, jij was toch op staande voet ontslagen?”, zei de mafketel.
-“Nee, nee, ik was ziek woensdag, en het was een misverstand, en ik ben nu nog steeds verkouden, dus nee, nee, ik ben niet ontslagen”, stamelde ik.
-”Ik ben hier niet blij mee”, zei de oude sufkop, “ik ga hier over nadenken en kom er dan volgende week op terug”. En Gekke Henkie liep door.
Ik liep terug naar binnen. Er kwam weer een mooi weekend aan, waarin ik gestresst zou zijn, slecht zou slapen, boos zou zijn, zou nadenken over hoe ik erachter kwam hoe dit nou precies in zijn werk was gegaan, en over werk nagedacht: Een weekend waarin ik weer op zoek zou gaan naar ander werk. Onder het genot van precies teveel alcohol. Dat besefte ik dat op dat moment, en ik vloekte dus hard.
-“Tisser?”, vroeg Petra Smulders.
-“Hij had voor mij geen contract, verdomme”, mopperde ik.-”Ik zal wel met 'm praten”, sprak de commercieel deskundige, en redde daarmee de dag.
-“Hij had voor mij geen contract, verdomme”, mopperde ik.-”Ik zal wel met 'm praten”, sprak de commercieel deskundige, en redde daarmee de dag.
Ik keek de radiostudio in, en zag Dikke Joep zitten, licht transpirerend, net doen of hij druk aan het werk was, zonder op te kijken. Van hem was ik nog niet af. Maar hij ook nog niet van mij, de vreemde vogel, al weerhield de zwaartekracht hem ervan om met zijn gewicht ook maar een centimeter van de grond los te komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten