Wendy van Dijk had de tranen in haar ogen. Het popje, hoewel die benaming haar schromelijk overschatte, werkte al 9 jaar bij SkyDive. Ze was hard op weg naar de tien. Dat gaat je natuurlijk niet in de koude kleren zitten. Ook al waren ze in haar geval vormeloos en kleurloos. Ook Tonny Verhoeven kon een brok in de keel nauwelijks wegslikken. Of was het een mediumgebakken stuk rundvlees? We zullen het nooit weten. Hij had de tien jaar bij de lokale omroep van Noord-Brabant noordoost al lang geleden nooit gevierd. Daar was destijds geen budget voor. Toen ook al niet.
Beide rasechte Vudelnaren hadden besloten de pijp aan Maarten te geven. Ze wilden eventuele ontwikkelingen omtrent een eventuele overname door Zomer Uitgeverij BV niet afwachten. Ze konden niet door een deur met Ronnie Zomer. Besloten ze. Ik kon niet door een deur met Dikke Joep. Maar dat had meer met zijn omvang te maken.
En dus zaten we nu, met een heel gezelschap, in een restaurant in Vudel afscheid te nemen van Wendy van Dijk en Tonny Verhoeven. Tonny zat links naast me, rechts van mij zat Jochem Paardenstaart. Ja, hij mocht ook komen. Hij stonk. Weer. Ik kreeg daardoor geen hap door mijn keel. Tegenover mij zat Gekke Henkie. Naast Wendy van Dijk, en aan zijn andere kant Roomse Robert. Aan het uiteinde van de tafel, links van mij, zaten Steven, het rechterhandje van Gekke Henkie, Gerald, het linkerhandje van Gekke Henkie en Paula Smulders. Ze lachten en hadden plezier.
Aan het andere uiteinde van de tafel, rechts van mij, zaten Tinus Brandsma, Dikke Joep, en Sander Parkinson. Ze lachten en hadden plezier. Ik niet. Ik keek recht in het gezicht van een aangeschoten Gekke Henkie. De mayonaise zat op zijn bovenlip. Bovendien was de geur van Jochem Paardenstaart , rechts naast me, niet te harden. En de tranen van Wendy van Dijk nodigden ook al niet echt uit tot een glimlach.
Ik vroeg me op dat moment af waarom ik toch altijd op de verkeerde plek ging zitten, in een gezelschap, naast mensen die me weinig tot niets konden schelen. Hoewel Tonny Verhoeven in mijn ogen nog wel oké was. Maar ja, had ik ergens anders beter gezeten? Nee. Het waren immers allemaal idioten. Of was ik dan de idioot? Nee, dat zeker niet. Bewijzen te over inmiddels dat ik hier niet op mijn plaats was. Niet hier, in het midden van de tafel. Maar ook niet aan welk willekeurig uiteinde. En dat dit niet aan mij lag.
“Moet jij niet nog rijden?” brabbelde Gekke Henkie. Ja, dat was zo. Ik had al twee biertjes op, een half bord tegen heug en meug leeggegeten, en moest nog terug naar Nijmegen. Ik wilde net zeggen: “Ja, ik ben er weg van”, dat wat deze halvezolen zeiden als ze vaarwel zeiden, toen Harrie Vangeneugden binnenkwam met twee grote bossen bloemen. Was hij toch op komen dagen, ons suikeroompje. Met frisse tegenzin, want hij bemoeide zich doorgaans niet met voetvolk.
Wendy van Dijk hield het wederom niet droog, Gekke Henkie bestelde zijn vijfde tripeltje aan de bar, daar waar zijn zoon, de eigenaar van dit restaurantje stond, en pakte Wendy daarna eens stevig vast. Ging de zatlap nu met de achterkant van zijn hand langs haar tietjes? Had ik dat nou goed gezien? Ja, Paula Smulders had het ook gezien. Ze knipoogde naar me. Had het blijkbaar al eerder meegemaakt. Ik moest hier weg. Verontschuldigde me. Gaf Tonnie Verhoeven een hand, en Wendy van Dijk drie droge zoenen. “Ik moet gaan”, zei ik toch maar. “Tot morgen”, want de volgende dag moest er gewoon weer gewerkt worden. “Houdoe”, zeiden er twee. Kon niet zien of horen wie. Had mijn jas al te pakken. En ik was weg. Maar nog lang niet echt. Ik niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten