dinsdag 29 maart 2011

Tracy Chapman – Talkin’ bout a revolution (1988, hoogste positie: 21)

-“EN NU IS HET GENOEG!” (Kabaam, knal).
Ik zat in de opnamestudio, een plek die normaal gesproken toch enigszins geluiddicht behoort te zijn. Sommige geluiden dringen er in ieder geval wel doorheen en dit was er zo een. Het deed me schrikken. Alsof een varken in de kracht van zijn leven ineens aan een spit werd geregen. Een hoog snerpend geluid, maar toch duidelijk genoeg om daar de stem van Dikke Joep in te herkennen. En daarna een klap. Op het bureau, zo bleek later. Ik stond op en keek door het raampje van de deur van de studio. Daar zat in de redactieruimte, naast een geschrokken en ietwat bleek weggetrokken Wendy van Dijk, onze good old Dikke Joep. De stoom kwam uit zijn oren. Niet letterlijk natuurlijk, maar bij wijze van spreken. Hoewel ik meteen besef dat die wijze van spreken niet de mijne was. Maar nu even wel, voor het gemak.
Ik liep weer terug naar mijn mengpaneel, in eerste instantie vast van plan om door te gaan met mijn werk. Ik had immers een uitzending te maken. Aan de andere kant liep het pas tegen 14.30 uur en had ik nog tijd genoeg. Bovendien was ik toch wel erg nieuwsgierig van aard en moest ik weten wat er aan de hand was. En ik was journalist, nietwaar? Of had dat er niets mee te maken? Toch wel. Kennis was immers macht, al was ik mij daar op dat moment nog niet zo van bewust, want enige naïviteit kon mij toch ook wel makkelijk verweten worden.
Enfin, ik liep de studio uit en botste bijna op tegen Dikke Joep, die op weg was naar de keuken annex rookruimte. Ik rookte inmiddels ook weer. Mooi moment om gezellig samen een sjekkie te paffen in de keuken annex rookruimte, vlak naast de wc’s en het cd-archief.
-“Alles goed?” vroeg ik op mijn meest vriendelijke en meelevende wijze.
-“Nee”, sprak de dikke man, die overigens getrouwd bleek met een dikke Duitse vrouw, was ik die week achter gekomen. Ze was namelijk ineens binnen gekomen om haar dikke echtgenoot te halen om vervolgens samen naar de Aldi te gaan.
“Kees-jan heeft opnieuw acht uur weggeschreven als zou hij die gewerkt hebben”, ging Dikke Joep verder. “En hij verantwoordt die door te stellen dat hij afgelopen weekend een programmaatje heeft gedownload waar wij hier bij SkyDive weer wat mee zouden gaan doen. Mocht dat al zo zijn, dan staan daar dus echt geen acht uur voor. Hooguit één uur. Een programmaatje downloaden. Ha. Nee, het is genoeg. Dit is de zoveelste keer. Nu zal hij het weten. Ik heb alles bijgehouden van de afgelopen twee jaar. Ik ga het nu uitwerken en dan gaat het dikke boekwerk, want dat wordt het, linea recta naar het bestuur.”
-“O?” reageerde ik vrij intelligent. Is trouwens een goede vraag binnen het journalistieke spectrum. Krijg je de beste antwoorden op, bruikbaar als quote voor koppen en uitsmijters en dat soort dingen.
-“Ja. Kees-Jan heeft zijn beste tijd hier gehad. Hij heeft nu een fout teveel gemaakt."
-“Denk je?” probeerde ik nog.
-“Hij heeft jou toch ook niet geholpen met het inwerken en met de gemeenteraadsverkiezingen?”
-“Ja, dat is waar.” En daarmee maakte ik mij ook medeschuldig aan de val van Kees-Jan de Waal. Want ook dit zou terecht komen in het 12 A4-tjes tellende document dat Dikke Joep de komende week zou gaan opstellen. Onder werktijd.
-“Nou dan”, sprak Dikke Joep nog. “Koffie?”
-“Nee dank je.”

zondag 20 maart 2011

Nena – 99 Luftballons (1983, Hoogste positie: 1)

Op een goede dag had ik weer eens een van mijn lumineuze ideeën. Ik telefoneerde derhalve met iemand die dat lumineuze idee kon verzilveren. En inderdaad, de woordvoerder bij defensie vond het een goed idee. Ik zou, als het kon iedere week maar misschien zelfs vaker, met iemand spreken die op dat moment in Uruzgan was. “Afghanistan by night, allemaal lichtjes”.
Men ging het uitzetten, uiteraard via de vliegbasis Volkel, want de persoon moest wel uit de buurt komen, anders had dit lumineuze idee geen zin en was het alleen maar een idee. En dat zou jammer zijn, want ik vind lumineus een mooi woord. Zoals ik ook het woord subversief van grote schoonheid vind, om over schoonheid maar te zwijgen. Dus zeg ik daar verder niks over.
Enfin, ergens in de vijfde week van mijn werkzaamheden bij SkyDive werd ik gebeld. Om een uur of drie in de middag. Het was Gerrit. De achternaam mocht ik niet weten, zoals dat gebruikelijk was bij militairen die gelegerd waren in den vreemde. Gerrit kwam uit Vudel, tenminste dat zei hij, en hij was gelegerd in Oirschot. Tenminste dat zei hij, en wie was ik om daar aan te twijfelen. Dus dat was mooi goedkope ICE, en nog interessant ook. Tenminste, dat vond ik.
Hij kon een keer in de week bellen vanuit Uruzgan, en dan altijd aan het begin van de avond, als het hier in Nederland een uur of twee was. Perfect zei ik, want dan begint net mijn werkdag. Ik was om twee uur als het ware operationeel en kon dus dan een gesprekje met hem opnemen. Waar zouden we het dan over hebben? Over van alles en nog wat, zei Gerrit. Zolang ik maar niet vroeg naar zijn achternaam en niet te specifiek inging op militaire operaties. Specifiek, nog zo’n mooi woord, zei ik tegen Gerrit, die niet begreep wat ik bedoelde. En gelijk had-ie.
Je begrijpt dat ik de maandag daarop, toen Gerrit “voor het echie” belde, toch een tikje aan de gespannen kant was. Nu was Gerrit gelukkig de moeilijkste niet, en hij lulde gelukkig lekker een eind weg. Over hoegenaamd vrijwel niets. Hoegenaamd, vreemd woord. Maar niet lelijk.
-“Aan de lijn heb ik op dit moment Gerrit. Gerrit komt uit Vudel en zit op dit moment in Uruzgan, ergens in Afghanistan. Zo is het toch Gerrit?”
-“ Zo is het zeker Bertje, en goedemiddag luisteraars in Vudel en omstreken. Jullie krijgen allemaal de groeten van ons in Uruzgan.”
-“O, gaan we de groeten doen, Gerrit?”
-“Ja, op veler verzoek.”
-“Vooruit dan maar. Gerrit, je zit op dit moment in Afghanistan zoals ik al zei, en als alles goed gaat zullen wij iedere week een gesprekje houden over jullie werkzaamheden aldaar, en op die manier houden we tevens het thuisfront op de hoogte van jullie gesteldheid.”
Vijf minuten later waren we eigenlijk nog lang niet uitgesproken, maar dat was eigenlijk maar goed ook. De oorlog in Afghanistan zou nog wel even doorgaan en we zouden elkaar nog wel met enige regelmaat spreken. Tenminste, dat dacht ik.
-“Nou Gerrit, dat was heel informerend. Als alles goed gaat spreek ik je volgende week weer.”
-“Laten we daar maar van uitgaan, Bertje.”
-“Doen we. Maar nu eerst hele lekkere muziek.”

zondag 13 maart 2011

The Hollies – Bus Stop (1966, Hoogste positie: 3)

“Jij bent verantwoordelijk voor het programma SkyDive in de regio, en jij bepaalt dus de inhoud van dat programma. In principe heb jij daar de vrije hand in. Dus als jij Gemeentebelangen, de VVD of het DemocratischDorpsBelang in je uitzending wil, om te spreken over willekeurig welke kwestie, dan is dat jouw zaak en verantwoordelijkheid en bovendien jouw journalistieke of amuserende afweging.”
Aan het woord was Kees-Jan de Waal, hoofdredacteur. Er was een tijd dat ik veel ontzag en respect had en toonde voor een hoofdredacteur. Man, dat klonk als een klok: HOOFDredacteur. Dat was in 2006 echter al een aantal jaren achter de rug. In mijn tijd bij Omroep Gelderland had ik al een aantal hoofdredacteuren meegemaakt, waar de honden weinig tot geen brood van lustten. Vaak hadden ze gewoon aan het begin van een redactie gestaan, en van daaruit de redactie samengesteld en waren derhalve dus het hoofd geworden, zonder dat ze daar nou de geëigende kwaliteiten voor hadden.
Dat was bij SkyDive niet anders. Deze goede man, die nauwelijks ouder was dan ik, was niets van plan met SkyDive, was niets van plan met radio of met televisie en gebruikte het alleen maar om zo een vast salaris te hebben, zodat hij zijn hobby’s kon bekostigen. Maar ik had met hem te maken, en zat nu, een maand na mijn eerste werkdag, met hem aan tafel. Niet om te klagen over Dikke Joep, maar daar leek het wel op uit te draaien.
“Dikke Joep dit, en Dikke Joep dat”, zei ik en ik had gelijk. Dat beaamde Kees-Jan. “Je hebt gelijk”, zei hij dan ook, en daar had hij weer gelijk in. Maar enfin, het gesprek dat er op mijn initiatief was gekomen, ging eigenlijk over de achterliggende maand, mijn zicht op dat eerste contractje, mijn reiskosten en reistijden en mijn niet-onaanzienlijke kwaliteiten. Al leek het me verstandig om dat laatste achterwege te laten, want Kees-Jan zou zomaar eens een andere mening kunnen hebben.
“Ja, we moeten eens praten”, had Kees-Jan dan ook gezegd. Of ik niet iets eerder kon komen, dan kon hij toch op tijd naar huis. Tegen een hoofdredacteur zeg je geen nee. Ik kwam een uur eerder dan normaal en we spraken. Niet lang, want hij moest weer weg. Toch. Maar lang genoeg voor hem om te zeggen dat ik mijn voice-overs niet teveel in afgebakende mapjes moest stoppen en zo tussen twee plaatjes moest drukken, maar dat dat ook wel kon als een plaatje nog liep, als het slot of het begin van het plaats nog of al bezig was, zonder dat er in gezongen werd. Hoe dat moest, moest ik maar aan Dikke Joep vragen. Vandaar dat het gesprek op Dikke Joep kwam, want die had gezegd, en zou dat opnieuw gaan zeggen, dat dat zijn taak niet was, maar de taak van Kees-Jan. Kees-Jan zou wel met Dikke Joep gaan praten. Morgen, want hij moest nu weg. En mijn contract? O ja, misschien wel, komt goed. Vast wel. We hebben het er binnenkort nog over. En de reistijden?
“ Ja, ik wil dat je echt tot 6 uur aanwezig bent.”
“Maar dan mis ik de bus.”
“Dan moet je maar een autootje kopen.”
“ Van dit salaris?”
“ Tja, het is zoals het is.”
 Dat betekende dus weer dat ik vandaag mijn bus zou missen. Die ging immers om 18.02 uur terug naar Nijmegen. Ik moest tot 18.00 uur werken, het was zeker 5 minuten lopen naar het busstation, dus die bus zou ik nooit halen, en dus moest ik een uur wachten. De volgende ging pas om 19.02 uur.
“Tja,” had Kees-Jan gezegd. Het begon me een beetje te irriteren. Toch maar eens kijken naar een verrekt goedkoop autootje wellicht.

zondag 6 maart 2011

Robin Beck – First Time (1989, hoogste positie: 1)

Mensen die nu leven, en doen we dat niet altijd en allemaal, denken dat er nu bezuinigd moet worden omdat we midden in een zware economische crisis zitten. We vergeten snel, want er moet altijd bezuinigd worden. Er gaat geen regeerperiode op lokaal, provinciaal, of landelijk niveau voorbij of er moet wel ergens bezuinigd worden.
Dat gold ook voor de regio Noordoost Brabant na die zo schitterend door mij verslagen gemeenteraadsverkiezingen. Ook al veranderde er weinig, en schoof gewoon de VVD aan in de Vudelse coalitie, toch had ook het nieuwe college van B&W wel weer ergens een post gevonden waar minder geld naartoe diende te gaan dan daarvoor. En dus was iemand de dupe: wijkvereniging Het Kleine Aapje in dit geval.
Achteraf is het best makkelijk aan te geven dat het daar voor het eerst misging. En dat heeft het begin, want daar zit je ook na een maand werken eigenlijk nog steeds in, zo neergezet dat de jaren daarna niet anders konden gaan zoals ze gegaan zijn.
Zoals gezegd: Er was een of ander futiel politiek meningsverschilletje in Vudel en zoals gebruikelijk werd dat opgeblazen alsof Kennedy zojuist was vermoord door Lee Harvey Oswald, de Cia en Fidel Castro tegelijk. Dat was natuurlijk niet zo, maar leg dat mensen maar eens uit als er de overtuiging bestaat dat men midden in het centrum van de wereld staat.
Dikke Joep had in ieder geval een ideetje, ik moest voor mijn programmaatje maar iemand van de SP bellen. Kijk, hoewel mijn sympathie voor die club nauwelijks was aangetast door het feit dat Dikke Joep blijkbaar banden had met de SP, en dat gold ook voor bestuurslid Tinus Brandsma, god-hebbe-haar-ziel hoewel ze niet dood is, vond ik toch mooi geweest. Ik was er dus achter gekomen dat beiden lid waren van de SP. En ik had in de maand dat ik nu verantwoordelijk was voor het radioprogramma ‘SkyDive in de regio’ al drie keer iemand van de SP in de uitzending gehad. Werd het niet eens tijd voor iemand anders? Want de anderen, die waren nog niet aan de beurt geweest, immers.
-“Iemand anders?, vroeg Dikke Joep.”
-“Ja, van een andere oppositiepartij?”
-“He ja, bel de Gemeentebelangen”, sprak hij cynisch.
-“Oké, ga ik doen.
En dat deed ik dus. Men was aangenaam verrast door mijn telefoontje, want we belden toch altijd de SP? Nou, nu niet meer, had ik geantwoord. “We zijn een publieke omroep en ik ben een objectieve verslaggever/presentator en journalist en dus kan iedereen aan de beurt komen.”
“Je bent een flutjournalist”, had Dikke Joep geroepen.
Daar had hij geen gelijk in. Bovendien had ik tenminste geen banden met willekeurig welke partij, club, vereniging of theater dan ook. En dat gaf mij altijd het voordeel van de twijfel. En mijn eerste witte voetje binnen de Vudelse politiek.
In ieder geval waren de rapen vanaf dit moment een beetje gaar. En ik hield niet van rapen.