Goed, nu wisten we dus dat we Roomse Robert maar niet moesten vertrouwen. Met dank aan Dikke Joep, internetfora en ook Wendy van Dijk, die ik even apart had genomen. Het schaap keek me verfomfaaid aan. Verfomfaaid, ook zo’n mooi woord. Nauwelijks van toepassing hier, of het moest zijn dat Wendy van Dijk er altijd verfomfaaid uitzag. Dat was nu eenmaal haar stijl, met haar korte beentjes en dikke kont in een te strakke spijkerbroek. Voor haar was het eigenlijk vanzelfsprekend dat iedereen niet te vertrouwen was. Je gebruikte een ander om zelf hogerop te komen. En als je dat niet deed, was je blijkbaar tevreden waar je was, en dat was dan ook goed. Dus op mijn vraag aan haar of onze voorzitter Roomse Robert en zijn vriendje Suikeroompje Harrie Vangeneugden een beetje te vertrouwen waren, was haar antwoord: “natuurlijk”. Iedereen was immers niet te vertrouwen en daarmee was iedereen even betrouwbaar. Brabantse wijsheden. Daar kon ik het mee doen. Loyaliteit was bij haar belangrijker dan een eventuele waarheid.
Ik was dus netjes om 12.00 uur aanwezig geweest in de brandweerkazerne, annex sociale werkplaats, annex lokale omroep van Brabant Noordoost. Dat betekende dat ik om 11.00 uur ’s ochtends de bus had moeten nemen vanuit Nijmegen. Wat mij betreft was het de laatste week dat ik met de bus naar mijn freelance werkzaamheden in Vudel reisde. Ik had namelijk langs de kant van de weg vlakbij huis een autootje zien staan. En het autootje stond te koop. En kreeg ik niet een contract, zoals afgesproken? Dacht het wel. En zo niet, dan nam ik per staande voet ontslag, stante pede, subiet, direct, ging ik een andere baan zoeken. Als ze dat maar wisten.
Na twee bakken koffie en twee sjekkies –ja, die rookte ik destijds nog- zag ik dan eindelijk beweging langs de ramen van de redactie aan de voorkant van de voormalige brandweerkazerne. Roomse Robert liep langs, mobieltje in zijn hand, ogenschijnlijk tegen iemand pratend. Achter zich aan zeulde hij een witte koffer op wieltjes. Dus hij zeulde niet, hij rolde,.. een witte koffer achter zich aan. Altijd. Geen idee wat er in zat. Misschien wel helemaal niets. Of een broodtrommeltje met zelfgesmeerde boterhammetjes. Met kaas. Jonge kaas. En vast ook een appeltje.
“Tuurlijk. Nee,nee, gaan we oplossen. Nee man, natuurlijk. Weet je, ik bel je vanavond, maken we dan een afspraak. Okee. Groetjes.” Roomse Robert deed zijn mobieltje weer in zijn zak. “Bertje, ik kom zo bij je. Ga maar vast in de acquisitieruimte zitten.” Ik deed braaf wat mij gezegd werd. Roomse Robert vertrok even naar achter, waar hij kort een gesprekje had met Dikke Joep, die daar uiteraard stond te roken. Vervolgens kwam hij de acquisitieruimte binnen.
“Ja, Bertje, je wil natuurlijk een contract”, nam de voorzitter meteen het initiatief, “maar, en ik zal maar meteen met de deur in huis vallen, dat gaat op dit moment niet lukken. Ik weet niet precies wat je hebt afgesproken met Kees-Jan, maar voorlopig kan een contract er nog niet inzitten. Dat heeft ook te maken met de financiĆ«le afwikkeling van de contracten van Kees-Jan en Guido Wijers en natuurlijk de toch wat tegenvallende inkomsten uit reclames. Dus ik stel voor dat we dan ook gewoon doorgaan op dezelfde voet. Lekker freelancen, en gewoon je reiskosten declareren, en dan zou ik zeggen: vraag het me na de zomer nog eens. Eind augustus of zo. Maar eh, hoe gaat het verder met het werk? Wel goed he? Tenminste, wat ik er van hoor?”
“Eh ja hoor. Gaat best lekker. Kan nog wel beter maar eh,..”
“Ja, dat wel. Gewoon je best blijven doen. Komt het vanzelf allemaal goed. Maar goed, ik moet weer verder met mijn werkzaamheden. Als er iets kun je me altijd bellen he? Okee. Ik ben er weg van.”
‘Ik ben er weg van.’ Dat zei Roomse Robert altijd als hij weer wegging. En nu dus ook. Volgens hem een typisch Vudelse opmerking.In plaats van ‘Doei’, of het vreselijke en onvermijdelijke ‘Houdoe’. Ik had het alleen verder nog nooit iemand horen zeggen. In ieder geval had ik ‘m mooi op zijn nummer gezet, onze Robert. ‘Ik ben er weg van’. Nou, ik ook.